Navigatie-elementen

In dit gedeelte worden enkele, maar niet alle methoden genoemd om tussen de camera’s te navigeren in XProtect Smart Client. Raadpleeg ook Smart Map (uitleg) en Kaarten (uitleg).

Hotspots (verklaard)

Met een hotspotGeslotenEen bepaalde positie om camerabeelden vergroot en/of in hoge kwaliteit te tonen in weergaven van XProtect Smart Client. kunt u beelden van een geselecteerde camera vergroot en/of in hogere kwaliteit weergeven in een specifieke positie in een weergave. Hotspots zijn nuttig omdat u een lage beeldkwaliteit en/of framesnelheidGeslotenEen grootheid die de hoeveelheid informatie in bewegende videobeelden aangeeft. Deze grootheid wordt meestal uitgedrukt in fps (frames per seconde). kunt gebruiken voor camera’s in de normale posities van een weergave en een hoge beeldkwaliteit en/of framesnelheid voor de hotspot. Hiermee bespaart u bandbreedte van de externe verbindingen.

Er zijn twee soorten hotspots:

  • Globale hotspots, waarin de geselecteerde camera wordt getoond ongeacht of deze in het hoofdvenster of in een secundair beeldscherm wordt weergegeven
  • Lokale hotspots, waarin alleen de geselecteerde camera van het lokale beeldscherm wordt weergegeven

Het is raadzaam om een hotspot te hebben in een van de grotere posities van de weergave, bijvoorbeeld de grote positie in een 1+7-weergave: .

Als een positie in een van de weergaven een hotspot bevat:

  • Wordt de hotspotpositie bijgewerkt met de toevoer van een camera wanneer u klikt op die camera in een weergave
  • Wordt in de titelbalk het hotspotpictogram weergegeven:

Tijdens de weergave van livebeelden of opgenomen beelden kunt u dubbelklikken op een hotspot (of op een andere camerapositie in een weergave) om deze te maximaliseren. In dat geval worden de beelden in de hotspot in volledige kwaliteit weergegeven, ongeacht de geselecteerde beeldkwaliteit. Als u wilt zorgen dat de geselecteerde beeldkwaliteit ook van toepassing is op gemaximaliseerde beelden, schakelt u in de instelmodus het selectievakje Behouden indien gemaximaliseerd van het deelvenster Eigenschappen in.

Cameranavigatie (verklaard)

Met de cameranavigatie kunt u verschillende camera’s ten opzichte van elkaar bekijken op een kaart, bijvoorbeeld als een plattegrondweergave. Dit kan nuttig zijn als u iemand of iets wilt volgen van de ene naar de andere camera, bijvoorbeeld bij het volgen van verdachten terwijl zij om een gebouw heen lopen. Als u de camera’s instelt volgens de locatie op een kaart, kunt u vanuit één weergave van de ene camera naar de volgende navigeren.

De onderliggende kaart zelf wordt niet weergegeven, maar de camerapictogrammen die op de kaart zijn geplaatst wel.

De camera’s die momenteel niet de focus hebben, worden rechts als miniatuurafbeeldingen weergegeven. Ze worden gesorteerd naar afstand.

U kunt uw cameraweergaven baseren op verschillende kaarten die via hotzones aan elkaar zijn gekoppeld. Zo kunt u de beweging volgen van een camera op een bepaalde kaart naar een andere camera op een subkaart, net zoals u een persoon volgt die van de ene naar de andere verdieping gaat of rond een gebouw loopt. Het deelvenster Subkaarten biedt toegang tot de camera’s die zijn ingesteld op kaarten die via hotzones op een kaart zijn gekoppeld.

Cameranavigatie gebruiken

Met cameranavigaties kunt u navigeren tussen gerelateerde camera’s zoals ze zich bevinden op een kaart.

Volg deze stappen:

  1. Open in het tabblad Live of Afspelen de weergave die de cameranavigatie bevat. Videobeelden van de standaardcamera van de kaart worden weergegeven.
  2. Als u videobeelden van de andere camera’s op de kaart wilt weergeven, klikt u op de camerapictogrammen die momenteel niet de focus hebben. U kunt ook schakelen tussen de camera’s in het miniaturenoverzicht aan de rechterzijde.
  3. Als u terug wilt gaan in de cameraselectie, klikt u rechtsboven op de knop Terug.
  4. Om naar de standaardcamera te gaan, klikt u rechtsboven op de knop Basiskaart.
  5. Als u naar een subkaart hebt genavigeerd, kunt u klikken op Omhoog om naar de vorige kaart te gaan of op Basiskaart om naar de standaardweergave te gaan.

Carrousels (uitleg)

Een carrousel wordt gebruikt om beelden van meerdere camera’s achter elkaar weer te geven in één positie in een weergave. U kunt opgeven welke camera’s de carrousel moet bevatten en wat het interval tussen camerawisselingen moet zijn. Carrousels worden weergegeven met het carrouselpictogram in de werkbalk: .

Camera’s met een fisheye-lens kunnen niet aan een carrousel worden toegevoegd.

U kunt een carrousel maximaliseren door te dubbelklikken op de carrouselpositie. In dat geval worden beelden van camera’s in de carrousel standaard in volledige kwaliteit weergegeven, ongeacht de geselecteerde beeldkwaliteit. U kunt deze standaardinstelling voor carrousels niet opheffen.

U kunt digitale zoom en PTZGeslotenPan-tilt-zoom (draaien/kantelen/zoomen), een zeer beweegbaar en flexibel type camera.-besturing vanuit een carrousel gebruiken als de camera dit ondersteunt. Wanneer u de weergegeven besturingselementen voor PTZ (zie Beelden van PTZ-camera’s (uitleg)) of digitale zoom gebruikt, wordt de carrousel automatisch onderbroken.

Carrousels gebruiken

Als een van uw weergaven carrouselsGeslotenEen bepaalde positie om beelden van meerdere camera’s achter elkaar te tonen in een weergave van XProtect Smart Client. bevat, wordt dit pictogram weergegeven in de titelbalk naast de cameranaam: .

Volg deze stappen:

  1. Open op het tabblad Live een weergave met een carrousel. Wanneer u de muisaanwijzer boven het weergave-item houdt, wordt deze werkbalk weergegeven: .
  2. De carrousel start automatisch. Klik op de knop Onderbreken om de carrousel te onderbreken.
  3. Als u naar de vorige of volgende camera in de carrousel wilt gaan, klikt u op de knop Vorige camera of Volgende camera.
  4. Aanvullende acties die beschikbaar zijn in de werkbalk:

U kunt een carrousel maximaliseren door te dubbelklikken op de carrouselpositie. Beelden van camera’s in de carrousel worden standaard in volledige kwaliteit weergegeven, ongeacht de geselecteerde beeldkwaliteit.

Digitale zoom (uitleg)

Met digitale zoom kunt u een gedeelte van een bepaald beeld vergroten om dit beter te bekijken. Het werkt zowel in de live- als de afspeelmodus.

Digitale zoom is daarmee een handige functie voor camera’s die zelf geen optische zoommogelijkheden hebben. Het gebruik van digitale zoom heeft geen invloed op video-opnamen. Opnamen vinden altijd plaats in het normale beeldformaat van de camera.

Voor niet-PTZGeslotenPan-tilt-zoom (draaien/kantelen/zoomen), een zeer beweegbaar en flexibel type camera.-camera’s is digitale zoom standaard ingeschakeld. Als u digitale zoom in- of uitschakelt op één camera, heeft dit invloed op alle camera’s in de weergave. Voor PTZ-camera’s is deze instelling slechts op één camera tegelijk van toepassing.

Wanneer u bewijsmateriaal exporteert, kunt u kiezen of u de normale beelden of de digitaal ingezoomde beelden wilt exporteren in AVIGeslotenEen veelgebruikte bestandsindeling voor videobeelden. Bestanden in deze indeling hebben de bestandsextensie .avi.- of JPEGGeslotenEen compressiemethode voor afbeeldingen, ook JPG of Joint Photographic Experts Group genoemd. Deze methode is een zogenaamde compressie met kwaliteitsverlies, wat inhoudt dat sommige details van de afbeelding tijdens de compressie verloren gaan. Afbeeldingen die met deze methode zijn gecomprimeerd, zijn algemeen bekend als JPG’s of JPEG’s.-indeling. Wanneer u in de database-indeling exporteert, is deze keuze niet beschikbaar, aangezien de ontvangende gebruiker digitale zoom kan gebruiken bij de geëxporteerde opnamen. Als u een beeld afdrukt waarbij u digitale zoom hebt gebruikt, wordt het digitaal ingezoomde gedeelte van het beeld afgedrukt.

Digitale zoom gebruiken

Volg deze stappen:

  1. Klik in het beeld houd de muisknop ingedrukt om in te zoomen. Het gedeelte dat u selecteert, wordt gemarkeerd door een witte rand. Wanneer u de muisknop loslaat, wordt het inzoomen toegepast:

  2. Als u naar andere gedeelten van het beeld wilt gaan en het zoomniveau wilt behouden, sleept u het gemarkeerde gedeelte in het overzichtskader naar de gewenste positie.

  3. Als u het zoomniveau wilt aanpassen met de schuifregelaar, houdt u de Shift-toets ingedrukt, klikt u in het beeld en verplaatst u de muis omhoog of omlaag op de schuifregelaar voor het zoomniveau.

  4. Selecteer een zoomniveau van 0% om opnieuw het volledige beeld weer te geven.
  5. Klik op het pictogram Basispositie in de virtuele joystick om terug te keren naar het normale zoomniveau.

    Als uw muis over een scrolwiel beschikt, kunt u hiermee ook het zoomniveau regelen.

Virtuele joystick en PTZ-overlayknoppen (uitleg)

Wanneer een weergave fisheye-camera’s of -lenzen, of PTZGeslotenPan-tilt-zoom (draaien/kantelen/zoomen), een zeer beweegbaar en flexibel type camera.-apparaten bevat (zie Beelden van PTZ- en fisheye-camera’s (uitleg)), kunt u door de beelden navigeren door te klikken op de muisaanwijzer met pijl (de virtuele joystick) of op de PTZ-navigatieknoppen die in het beeld worden weergegeven.

Virtuele joystick

PTZ-overlayknoppen

Als u niet wilt dat de camerawerkbalk wordt getoond wanneer u de muis boven de weergave houdt, houdt u de Ctrl-toets ingedrukt terwijl u de muis verplaatst.